De Helmvormige Pracht van het Friese Oorijzer
Artikel
“Meer en meer begint overal in ons land de typische volksdracht te verdwijnen, om plaats te maken voor een navolging, somtijds een zeer gebrekkige, van de mode, zooals die zich vanuit Parijs over de omliggende landen verbreidt. We moeten dan ook trachten, de overblijfselen ervan, zoolang ze nog voorkomen, zoo goed mogelijk waar te nemen, om dit materiaal, dat voor de kennis van ons volk toch zoo belangrijk is, niet geheel verloren te doen gaan.”[1]
Hoofdbeeld: Oorijzer, Huite Nijland Visser, Inv.nr J1956-162, Collectie Fries Museum. https://collectie.friesmuseum.nl/?diw-id=tresoar_friesmuseum_J1956-162.
De Prown-methode
Om het typisch Nederlandse oorijzer te analyseren, maak ik gebruik van de methode van Jules Prown. Deze methode bestaat uit drie fasen: beschrijving, deductie en interpretatie.[2]
In de fase van beschrijving worden de uiterlijke kenmerken van het oorijzer zo nauwkeurig en objectief mogelijk vastgelegd. Vervolgens vindt een deductieve analyse plaats, waarin vorm en functie van het oorijzer worden gekoppeld aan sociale contexten. In de laatste fase, interpretatie, wordt het object vanuit een transformerend perspectief bekeken, waarbij ruimte ontstaat voor verdere associaties.
Hoewel er talloze uitvoeringen bestaan van het oorijzer, is Prowns methode geënt op de analyse van één specifieke variant. Dat vormt meteen een uitdaging, want het landschap van oorijzers is bijzonder rijk en veelzijdig. Elke regio kende zijn eigen vormgeving, waarbij de ornamenten steeds opnieuw unieke betekenissen en connotaties met zich meebrachten.
Zo’n strikte selectie komt de analyse echter ten goede, want het is juist die rijkdom aan oorijzer-varianten die zich onmogelijk in één enkele studie laat vangen. Elk exemplaar verdient op zijn beurt een eigen, zelfstandige analyse. Na vele prachtige varianten te hebben bestudeerd, was het vooral de West-Friese versie die mij het meest aansprak. Misschien juist door haar abstractie, die het object bijna onplaatsbaar maakt en daardoor een vervreemdende werking op mij had. Deze onbekendheid maakt de methode van Prown des te toepasselijker, omdat deze specifiek is ontworpen om objecten te onderzoeken die voor de onderzoeker nog onbekend zijn. Het West-Friese oorijzer vormt daarmee voor mij een intrigerend onderzoeksveld naar een unieke vorm van Nederlandse materiële cultuur.
1. Beschrijving
Kenmerken en Constructie van het Franeker Oorijzer
Wat direct in het oog springt bij dit specifieke oorijzer zijn de grote, bolle bladen die het grootste deel van de schedel bedekken. Deze bladen worden bij elkaar gehouden door een smalle, dunne beugel die over de achterkant van het hoofd loopt. Aan de voorzijde van de twee bollen zijn ‘bloempotknoppen’ bevestigd, waarop centraal een rozetvormig versiersel is aangebracht.[3]
Bovenop het hoofd bevindt zich bovendien een tweede verbinding, een korte schakelketting van ongeveer vier schakels. Het geheel, met afmetingen van 13,9 bij 15,3 centimeter, is in de tweede helft van de negentiende eeuw vervaardigd uit puur zilver door de Franeker goud- en zilversmid Huite Nijland Visser.[4]
2. Deductie
Ongemak of Functionaliteit?
Centraal in de methode van Prown staat dat de onderzoeker idealiter zelf in contact komt met het object: het kan aanraken, vasthouden en eventueel zelfs dragen. Omdat oorijzers kostbaar zijn en in veel gevallen museale stukken betreffen, was dit helaas niet mogelijk. Afgaand op afbeeldingen en met voorkennis van tactiele ervaringen met zilver, zal ik een poging wagen het object in gedachten te ervaren.
De omvang van het laat-Friese oorijzer wekt direct een gevoel van ongemak. Om het hoofd geplaatst, volledig uit zilver vervaardigd, lijkt het op het eerste gezicht stijf en zwaar. Maar, zoals bij veel klederdracht het geval is, staat het oorijzer echter nauw in verband met andere elementen van de dracht en kan het daarom niet als geïsoleerd object worden beschouwd. Onder dit oorijzer werd namelijk altijd een onderkap gedragen, die het gewicht enigszins opvangt en het draagcomfort verhoogt.
Aanvankelijk werd hier overheen een kap gedragen, maar later werd het ook gebruikelijk om deze weg te laten en het ijzer zichtbaar te tonen. In dat geval werd soms een tussenkap toegevoegd. Foto’s van een weesmeisje uit Workum, gemaakt door Hans van Beelen in 1944, tonen hoe deze constructie in elkaar zat.
Een Democratisch Sieraad
Dat het oorijzer hier werd gedragen door een weesmeisje, laat zien dat dit object niet beperkt was tot één sociale laag. Zowel meisjes uit eenvoudige omstandigheden als vrouwen van hogere stand, waaronder prinsessen, tooiden zich ermee. Ook de toenmalige kroonprinses Wilhelmina is vereeuwigd in traditionele Friese dracht, uiteraard inclusief het oorijzer. Dit benadrukt dat het oorijzer zowel een alledaags onderdeel van de klederdracht kon zijn, als een statussymbool dat sociale identiteit zichtbaar maakte.
3. Speculatie
De Helmvormige Evolutie
Zoals een Engelse dame in de negentiende eeuw in een brief over haar verblijf in Nederland opmerkte, lijkt het Friese oorijzer op een helm.[5] Ook in de kostuumliteratuur wordt het Friese ijzer regelmatig als ‘helmvormig’ omschreven.
De Friese oorijzers waren overigens niet altijd zo groot en verhullend. In de zestiende eeuw begonnen ze als een eenvoudige, dunne draad van ijzer, puur om praktische redenen: de draad klemde de onderkap op het hoofd van de drager en bood tegelijkertijd een ondergrond om de zogeheten floddermuts vast te zetten.[6] In deze vroege vorm lag de nadruk volledig op functionaliteit, terwijl de latere, grotere oorijzers steeds duidelijker een esthetische rol gingen vervullen.
Hiermee toont het oorijzer aan dat streekdracht zeker niet immuun is voor modieuze dynamieken. Door de jaren heen werden steeds meer ornamentale elementen aan het ijzer toegevoegd, zoals bij dit exemplaar te zien is in de vorm van de twee grote bollingen. Want hoewel deze bollingen op het eerste gezicht deel lijken uit te maken van de constructie van het oorijzer zelf, zijn ze in feite decoraties; het is de beugel achter het hoofd die de daadwerkelijke functie van het ijzer vervult.
De bollingen werden bovendien verder verfraaid door de toevoeging van gebombeerde knoppen, een decoratieve techniek die, net als de bollingen zelf, typerend is voor het Friese oorijzer. Niet alleen de vorm, maar ook het materiaal veranderde door de eeuwen heen. Waar het ijzer oorspronkelijk, zoals de naam al aangeeft, van ijzer werd gemaakt, gaf men in de loop van de negentiende eeuw de voorkeur aan koper, zilver en soms goud.
Futurisch modestatement
Het oorijzer bracht ook veranderingen teweeg in de draagorde van de dracht. Waar het aanvankelijk onder de floddermuts werd geplaatst, en het oorijzer er zacht door de kant heen piekte, werd het later steeds vaker erbovenop gedragen.[7] Het oorijzer kreeg zo een nieuwe functie: die van sieraad en statussymbool. Zo illustreert het oorijzer een vorm van wat Thorstein Veblen zou beschrijven als conspicuous consumption, het zichtbaar tonen van rijkdom en sociale status door middel van luxe of opvallende consumptiegoederen.[8] De vormgeving en het vertoon ervan maken dat het oorijzer zonder twijfel als modeobject kan worden beschouwd.
Deze modieuze kwaliteiten worden versterkt door de opvallende, bijna futuristische uitstraling van het oorijzer. Het is dan ook geen verrassing dat het object hedendaagse ontwerpers inspireert. Zo vertoont het ‘hoofdsieraad’ (1996) van de Nederlandse kunstenaar en edelsmid Nicolaas van Beek sterke gelijkenissen met het Friese oorijzer: net als het historische exemplaar volgt het de horizontale contouren van het hoofd en wordt het door een strook over het achterhoofd met elkaar verbonden.
Waar het oorijzer altijd een zekere mate van functionaliteit behield, is dat bij deze roestvrijstalen, bijna alien-achtige variant niet het geval. Deze moderne versie bedekt ook de oren, waardoor de zintuiglijke beleving aanzienlijk verandert en beperkt. Dat, naast het feit dat het geen kap of muts aan bevestigd hoeft te worden, benadrukt het verschil in functie. Van Beeks werk onderzoekt namelijk puur de ruimtelijke vormen rond het lichaam. Deze benadering om ontwerp als vorm van toegepaste kunst te zien, is uiterst kenmerkend voor Van Beek.
Cultureel Artefact in Revival
Het oorijzer is een fascinerend en uniek object dat binnen onze hedendaagse kledingrepertoire nagenoeg uitgestorven is. Waar het enkele eeuwen geleden een centraal element van de regionale dracht was, is het nu vooral een museaal artefact. Hoewel Nederlandse musea hierin een belangrijke rol vervullen, is het toch betreurenswaardig dat het oorijzer, als letterlijk verbindingsstuk tussen kledinggebruik en identiteit, uit het straatbeeld is verdwenen.
Dat het oorijzer zowel een van de meest modieuze elementen van de klederdracht was als nog altijd hedendaagse ontwerpers inspireert, geeft hoop dat het in de toekomst misschien een revival zal beleven. Desalniettemin is het van groot belang om, naast deze moderne interpretaties, ook de traditionele betekenissen en waarden te koesteren en te documenteren, zoals Dr. Alberta J. Portengen hier al voor pleitte.
Met deze analyse van het Friese oorijzer heb ik in beknopte vorm gehoor gegeven aan haar oproep, en ik hoop daarmee ook anderen te inspireren om de rijke en prachtige Nederlandse dracht zelf te onderzoeken, te analyseren en te observeren. Of nog beter: gaan dragen.
Collectiestukken
Het hoofdsieraad van Nicolaas van Beek maakt deel uit van de collectie van het CODA Apeldoorn en is tevens opgenomen in de 360 Modemuze-catalogus: https://modemuze.nl/hoofdsieraad-van-nicolaas-van-beek.
Het Friese oorijzer maakt deel uit van de collectie van het Fries Museum: https://collectie.friesmuseum.nl/?diw-id=tresoar_friesmuseum_J1956-162.
Bibliografie
[1] A.J. Portengen, "Het oorijzer in Niftarlake," Jaarboekje van het Oudheidkundig Genootschap 'Niftarlake' (1917): 1.
[2] Jules David Prown, "Mind in Matter: An Introduction to Material Culture Theory and Method," Winterthur Portfolio 17, nr. 1 (1982): 1–19, https://www.jstor.org/stable/1180761.Scribd+2blogs.ubc.ca+2
[3] Streekdrachten Boek (Nederlands Openluchtmuseum: Wbooks, 2007), 160.
[4] Fries Museum, "Fries oorijzer," objectnummer J1956-162, https://collectie.friesmuseum.nl/?diw-id=tresoar_friesmuseum_J1956-162.
[5] Canon van Nederland, "Het gouden oorijzer – It gouden earizer," https://www.canonvannederland.nl/nl/page/385823/het-gouden-oorijzer---it-gouden-earizer.
[6] Fries Museum, "Fries kostuum, met gouden oorijzer," https://www.friesmuseum.nl/collectie/objecten-verhalen/fries-kostuum-met-gouden-oorijzer.
[7] Streekdrachten Boek (Nederlands Openluchtmuseum: Wbooks, 2007), 143
[8] Thorstein Veblen, The Theory of the Leisure Class: An Economic Study in the Evolution of Institutions (New York: Macmillan, 1899).
Aanvullingen