Tuniek van een strijder van het Mahdi-leger

 

Tuniek (jibbeh) die werd gedragen door mannelijke aanhangers van de Mahdi-beweging in Soedan (1881-1898). Van 1885 tot 1898 was de beweging aan de macht in delen van het huidige Soedan. De...

Objectnummer
RV-1378-1
Instelling
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen
Periode
1885-1898
Herkomst
Sudan

Tuniek (jibbeh) die werd gedragen door mannelijke aanhangers van de Mahdi-beweging in Soedan (1881-1898). Van 1885 tot 1898 was de beweging aan de macht in delen van het huidige Soedan. De beweging is ontstaan uit het soefisme, de islamitische mystiek en ook de jibbeh ontstond vanuit de kleding die soefi’s, en derwisjen in het bijzonder, droegen: een kledingstuk van katoen met wollen lapjes erop gestikt (appliquétechniek), genaamd muraqqaʻa. Deze tunieken waren niet per se versleten, maar moesten dit wel uitdragen: de derwisjen wilden zo laten zien dat aards bezit voor hen onbelangrijk was (Picton & Mack 1989).

Deze tuniek is in de stijl van de Baqqara Arabieren. Zij waren al voor, maar zeker na de dood van de Mahdi in 1885 een belangrijke en welvarende elite in het jonge rijk; de leider van de beweging (khalifa) kwam dan ook uit hun midden. Deze tuniek heeft veel arbeidsuren gekost om te maken: kijkend naar de ondergrond is te zien dat deze, anders dan die van de vele andere jibbehs die bewaard zijn gebleven, bestaat uit vele kleine lapjes katoen die op een ander stuk stof vastgezet zijn. Ook zijn de decoratieve wollen vierkanten en de speervormige versieringen met contrasterend stiksel omrand. Het borstzakje werd vroeger wel aangemerkt als onderscheiding van rang, maar ook bij de muraqqaʻa-tunieken zaten soms zakjes op de linkerborst, terwijl er onder de derwisjen geen rangorde was. Tegenwoordig vermoeden experts dat de zakjes gebruikt werden als houders voor amuletten of koranteksten ter hoogte van het hart of dat deze symbolische bescherming bood. De speervormige versieringen werden ook aangebracht op andere gebruiksvoorwerpen of kledingstukken, waarbij de scherpe punten het boze oog zouden kunnen "doorprikken" en zo onschadelijk maken (Spring & Hudson 1995).

De Mahdi-beweging was een islamitische messianistische hervormingsbeweging die het verzet tegen de Osmaans-Egyptische overheersing, en later tegen de Britse kolonisatie, aanvoerde (von Folsach 1996). Muhammad Ahmad, een soefigeleerde, was de charismatisch leider van dit verzet. Hij noemde zichzelf de Mahdi ofwel verlosser, wiens komst volgens islamitische tradities het einde der tijden inluidt. Na zijn dood in 1885 werd hij opgevolgd door ʻAbd Allah, de emir van de Baqqara bevolkingsgroep die als khalifa (opvolger of plaatsvervanger) zijn plaats innam (Simonsen 1996, Searcy 2013).

De Mahdi, ontevreden met de versplinterdheid en dubbele loyaliteit onder zijn volgelingen (de derwisjen waren ook nog verbonden aan hun eigen lokale sjeiks) besloot dat zij voortaan als anṣar aangemerkt moesten worden. Deze naam, die helpers betekent, werd ook gebruikt voor hen die de profeet Mohammed bijstonden tijdens zijn tijd in Medina. De Mahdi gaf hier mee duidelijk te kennen dat hij niet slechts een nieuwe, volgende sjeik was, maar aan het hoofd stond van iets geheel nieuws: een nieuwe wereld staat, één waar Gods wil op aarde zou heersen (Trimingham 1949). De muraqqaʻa van de derwisjen veranderde langzaam aan met de ideologische verandering mee: de nonchalance van de oude tuniek maakte plaats voor een systematischer en meer gestileerd kledingstuk: de jibbeh (Spring & Hudson 1995). Mettertijd onstonden er zo ateliers waar de jibbehs geproduceerd werden. In de basis leken de tunieken op elkaar, maar er waren wat (regionale) variaties in bijvoorbeeld het aantal vlakken en de plaatsing hiervan, de kleuren, de afwerking en de details (zoals zakjes en extra versieringen aan de zijkanten). Zo veranderde het in de basis religieuze kledingstuk tot een gestandaardiseerd, militair uniform. Op het slagveld werden de tunieken met een broek en riem eromheen gedragen waar wapens tussen gestoken konden worden (Gleichen 1905). Na verloren veldslagen draaiden vele (oud)anṣar hun jibbeh binnenstebuiten (Burleigh 1899): zo waren ze niet meer herkenbaar als Mahdist of zworen de khalifa af.

Roos Munk, 2016.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie