De garderobe van mevrouw Brusse

1
jan '15 30
mei '15 31
Tentoonstelling
Rjksmuseum

Vanaf 30 januari toont het Rijksmuseum enkele topstukken uit de garderobe van Germaine Adeline Brusse-Urtebise. Deze kleren en accessoires van onder andere Lanvin, Balenciaga en Chanel geven een uniek inkijkje in de kast van een modieuze dame uit een gegoed milieu midden twintigste eeuw.

In 1986 schenkt mevrouw Brusse-Urtebise (1903-1997) een belangrijk deel van haar garderobe aan het Rijksmuseum. In 1997 is dit aangevuld met een legaat. Ten tijde van de schenking weet zij bij veel objecten achtergrondinformatie te geven over de makers en het gebruik. Daarnaast is mode onlosmakelijk verbonden aan haar carrière in Brussel. Voor haar huwelijk en verhuizing naar Amsterdam in 1932 was zij er werkzaam in de modewereld. Eerst als mannequin, later als première vendeuse bij Maison Borgeaud, een gesloten couturehuis in Brussel, waar ook de Belgische Koninklijke familie klant was. In opdracht van dit modehuis mocht zij in 1926 naar Parijs om de uitzet voor Zweedse prinses Astrid samenstellen die in dat jaar trouwde met de Belgische kroonprins.

Na haar huwelijk met Adrianus Brusse, een Amsterdamse makelaar in de tabak, behield zij een voorliefde voor de exclusieve mode waarmee zij tijdens haar werkzame leven in aanraking was gekomen. Als vrouw van een vooraanstaand zakenman moest zij bovendien representatief voor de dag komen en haar garderobe werd hier dan ook op afgestemd. Zij werd klant bij haar voormalige werkgever in Brussel. Zij kocht er onder andere twee pyjama’s, naar ontwerp van Vionnet en Chanel, die gebruikt werden om gasten in te ontvangen. Dit was rond 1930 een beetje gewaagd maar ook zeer modieus.

Na de dood van Madame Borgeaud in 1948 stapte ze over naar de Amsterdamse couturière Catharina Kruysveldt-De Mare. Deze maakte licentiekopieën naar ontwerp van bekende Parijse modehuizen zoals, Dior, Balenciaga en Fath. Omdat mevrouw Brusse een goed figuur had paste ze in ‘verjaarde’ Parijse showmodellen bij Kruysveldt, waar ze flink op afdong. Een mogelijk voorbeeld hiervan is een japon van Balenciaga uit de herfstcollectie van 1951.

Mevrouw Brusse kocht haar hoeden zelf in Parijs, zoals een groen hoedje van Legroux Soeurs, dat ook op de cover van het Franse modeblad Claudine van oktober 1945 prijkt. De meeste overige accessoires en lingerie werden voor haar gemaakt bij vaste adressen in Brussel. Opvallend is dat veel van deze adressen evenals Maison Borgeaud hofleveranciers waren. Zo kocht Brusse rond 1930 nachtjaponnen en kanten ondergoed bij Watrigant-Thévenet, die in dezelfde periode verantwoordelijk waren voor het ondergoed van de bruidsuitzet van Prinses Marie José van België. Haar vaste schoenmaker, Alfred van Goethem, directeur van de ‘botterie royale’, voorzag haar en haar echtgenoot van maatschoenen in uiteenlopende modellen. De zolen verraden dat sommige paren, hoewel zij er aan de buitenkant nog als nieuw uitzien, meerdere malen verzoold en gerepareerd zijn.

De opstelling is te zien in de ‘special collections’ in het Rijksmuseum.