De tutu ontstond begin 19e eeuw als onderdeel van de modegeschiedenis van het ballet. Het oorspronkelijke silhouet bestond uit lange, luchtige rokken van tule tot halverwege de kuit, bekend als de romantische tutu, zodat de spitzen goed te zien waren. Later ontwikkelde zich deze klassieke variant: korter, stijver en horizontaal uitwaaiend in lagen tule. Deze vorm bood dansers meer bewegingsvrijheid en maakte technische virtuositeit beter zichtbaar op het toneel. Deze tutu werd gedragen door Olga de Haas als Florine de Blauwe Vogel in Doornroosje. Tot op de dag van vandaag blijft de tutu een iconisch symbool van ballet en theater.