Het achttiende-eeuwse mannenkostuum bestaat uit een jas, een gilet en een kniebroek. Aanvankelijk voorzien van plooien en grote omgeslagen mouwen, versmalt het silhouet vanaf 1750. De jas krijgt een rechtopstaand kraagje, weggesneden panden en smallere mouwen, afgewerkt met knopen. De gilet wordt korter en de kniebroek heeft aan de zijkant vaak een split met knopen. De jas en gilet zijn geborduurd met veldbloemen en illustreren de toenmalige voorliefde voor fijne borduursels.