Vrouw in protestantse Zuid-Bevelandse streekdracht, 1890–1900
Collectie
Vrouw in protestantse Zuid-Bevelandse streekdracht. Ze is gekleed in de zondagse dracht. Onder de kanten bovenmuts draagt ze een ondermuts met een oorijzer. Boven de gouden 'stikken', de vierkante oorijzeruiteinden, zijn twee paar mutsenspelden in de ondermuts gestoken. De kanten muts is verstevigd met 'karkas', gemaakt van koperdraad dat omwikkeld is met blauw garen. Om haar hals draagt de vrouw een halssnoer met zeven strengen kralen en een sluiting in de nek. Op de 'beuk' of kroplap is een broche gespeld.
Aanvullingen