Als "de mis niet gezongen was", werden dergelijke boezels gedragen. Voor na de "gezongen hoogmis" deed men een boezel voor, waarvan het bovenstukje machinaal of handgeborduurd was. Dit soort boezels kon zowel gedragen worden bij een jak als een kletje. Er hoorde altijd een zgn. blauwe rok bij als bovenrok en een hul op het hoofd. De wollen schorten waren aanvankelijk voorzien van een geruit of gebloemd bovenstukje van gekochte stof. Pas later zijn de bloempatronen gespoten en nog later geborduurd. De machinaal geborduurde bovenstukjes zijn in de mode gekomen toen vrouwen omstreeks 1950 op een pyamafabriek, Walra, gingen werken waar ze machinaal versieringen aanbrachten op de diverse producten..
Aanvullingen