Pop voorstellende een jongetje gekleed in een jas en rok van bruine zijde met crème bloemen, afgezet met knopen en galon, gevoerd met crème zijde, over een crème zijden onderrok, zijden kousen en schoenen met blauwe strikken. In de zeventiende eeuw droegen jongetjes nog tot ver in de kleuterleeftijd nog rokken. Om de polsen kanten manchetten en een kanten das met blauwe strik; dezelfde strikken sieren de baretachtige hoed met een roze bol en brede bolle rand. Het jongetje houdt de handen zó alsof hij een vlieger oplaat. Die is nu verdwenen.
Aanvullingen