Witte, gehaakte ondermuts met aan de voor- en achterzijde hetzelfde patroon: drie boogvormige banden. Onder de onderste boog staat een ovaal patroon, onder de tweede band staan dertien kleine, ovale motiefjes en bovenin zeven vlinders.
Naarmate de twintigste eeuw vorderde, werd het voor vrouwen in het dorp Bunschoten-Spakenburg steeds gebruikelijker om de gebreide of gehaakte ondermuts van de traditionele jurk te dragen zonder de hul als overkap. Veel vrouwen haken deze petten zelf, waarbij het een constante uitdaging was om nieuwe, unieke patronen en motieven te bedenken, waardoor de drager haar persoonlijke smaak en handvaardigheid kon uiten.
Aanvullingen