Daagse kraplap voor meisje van 12 a 13 jaar, gedragen met lieffiessjulk of bandenschort. Kraplappen ontwikkelen zich van ondergoed in de 18de eeuw tot sierkledingstukken in de 19de en 20ste eeuw. Ontwikkeling Bu/Sp:; 1880: kleine kraplap, aan schouders breder dan aan onderzijde, sluiting op de schouder, vrijwel ongesteven.; 1900: zijkant recht, kraplap breder zodat hij uitsteekt, sluiting nog op schouder. 1920: voor en achter langer, sluiting achter, stijver gesteven.;1940: kraplap wordt nog langer, zodat omstreeks 1960 de achterzijde tot de taille reikt. Hij wordt iets smaller. Stijf gesteven.; In de winter wordt onder het jak een smallere of een dubbelgeslagen exemplaar gedragen.; De stof van de kraplap varieert naargelang de situatie. Antieke sits voor speciale gelegenheden. Verder stoffen voor in het werk, de middag, de zaterdagmiddag en de verschillende rouwgraden.
Aanvullingen