Jakje, van mosgroen/bruin katoen, bedrukt met rode, gele en leverkleurige kleine vruchten en bloemen.
Gevoerd met bruinachtige katoenen keper. Het schootje, ca. 25 cm lang, is niet gevoerd. Langs de hals is een gerimpeld strookje als garnering aangebracht. Ter weerszijden van de haak- en oogsluiting middenvoor zijn drie ingestikte kleine plooien aangebracht die de functie van figuurnaden hebben. Het jak heeft lange mouwen en is handgenaaid.
Dit soort jakje werd gedragen door boerinnen en eenvoudige burgervrouwen in Brabant. Ze waren niet echt aan mode onderhevig en werden vaak nog decennia lang gekopieerd. Het was plattelandskleding die op de eerste plaats praktisch en sterk moest zijn, zodat het lang mee kon.
Aanvullingen