Ivoorkleurige zijden jurk in satijn met versieringen in goudkleurige kant. Recht bovendeel zonder mouwen en met een v-vormige halsuitsnijding. De hals- en armuitsnijding zijn afgewerkt met een fijne bies. Op de schouders een horizontale neep met daaronder fronsen. Boven de vrlaagde lendennaad heeft het bovendeel enkele horizontale plooien en twee vertikale losse plooien. Het bovendeel van het rugdeel heeft een versiering van goudkleurige kant. Twee vertikale plooien aan de lendennaad. Het rokdeel is uitgeschuind en heeft in middenvoor een driehoekig inzetstuk. Evenwijdig met de boord een versiering van goudkleurige kant. De jurk is gedubbeld met een ecrukleurige zijden voering. Aan de binnenkant van de schouders BH- lussen die sluiten met haak en oog. De lenden heeft een lendenlint. Jean Patou was zowel financieel als creatief directeur van zijn eigen bedrijf, een combinatie die vandaag de dag niet veel meer voorkomt. Hij erfde zijn ondernemerschap en zijn gevoel voor kleurgebruik van zijn vader die een looierij van luxeleer runde. In 1914 opende Patou zijn eigen boetiek. Hij bezat eveneens een spinnerij en was gespecialiseerd in bonthandel. Zijn controle over alle stappen van het productieproces, vanaf het spinnen van garen, zorgde voor innovatief materiaalgebruik en hoge kwaliteitsnormen.
Kleuren speelden net als innovatieve materialen een belangrijke rol in Patous ontwerpen. In de zomercollectie van 1925 koos hij beige als de modekleur van het seizoen. Deze zachte kleur versterkte de details zoals etnische borduursels, kanten applicaties en geometrische patronen die vooral het Amerikaanse publiek moesten aanspreken. In de show van deze collectie werd voor het eerst gebruik gemaakt van de zes Amerikaanse modellen die Patou van New York mee naar Frankrijk nam om zijn collectie te showen.
Omwille van hun gelijkaardige visie op couture trokken de ontwerpen van Patou en Chanel dikwijls hetzelfde cliënteel aan. Er heerste dan ook een ware rivaliteit tussen de twee modehuizen.
Aanvullingen