oorklem (2x)
Oorklemmen van witgoud, geelgouden draad, in 1982 ontworpen en in 1995 uitgevoerd.
De oorklemmen zijn typerend voor de op geometrie gebaseerde en sobere ontwerpen waarmee Emmy van Leersum (1930-1984) in haar lange loopbaan verraste. De eenvoud is echter schijnbaar. Bij Van Leersum stond niet de draagbaarheid maar de bewustwording van de eigenaar van haar objecten centraal. Eind jaren zestig was ze een van de pioniers binnen de revolutie die zich onder de Nederlandse edelsmeden en sieraadontwerpers voltrok. Ambachtelijkheid, materiaalwaarde en status werden van elkaar losgekoppeld. Goud, zilver en edelstenen werden enige tijd taboe. Het sieraad moest bevrijd worden van zijn simplistische ornamentele en decadente functie. Goedkope materialen zoals aluminium, roestvrij staal en perspex moesten betaalbare, in serie te produceren, sieraden voortbrengen. Dit is nooit echt gelukt maar Van Leersums unieke bijdrage aan de ontwikkeling van het sieraad staat onomstotelijk vast. Bovenal veranderde haar visionaire werk de relatie tussen drager en sieraad voorgoed: het lichaam is bij haar nooit een passieve drager. Het participeert in de vormgeving en betekenis. De daad van het dragen houdt een versmelting van rationele vormprincipes en fysieke kwetsbaarheid in. Deze synthese was zeker niet altijd lieflijk en vloeiend. De perfectionistische en onderhuids zeer emotionele Van Leersum koos altijd voor een beheerste vorm die, opgebouwd uit materiële of immateriële lijnen, soms op gespannen voet stond met de natuurlijke vormen van het menselijk lichaam. Opgeleid door onder andere Marinus Zwollo aan het Kunstnijverheidsonderwijs in Amsterdam liet Van Leersum zich inspireren door de functionele eenvoud in Afrikaanse sieraden en de hoofdtooien uit de Nederlandse klederdracht. Constructivistische invloeden volgden. Van Leersum was zeer ongelukkig met het woord sieraad. Het enige woord waarmee ze enigszins kon leven was draagbaar object. Na 1975 zou ze weer tot het gebruik van edelmetalen overgaan.
Aanvullingen