Ensemble bestaande uit een zwart lijfje, bloomer hoed en kousen

 Dit zwarte katoenen ensemble met nauwsluitend lijfje en poffende kniebroek, een bloomer, is een fietspak uit het begin van de twintigste eeuw. Vanaf het einde van de negentiende eeuw wordt fietsen buitengewoon populair. Vrouwen die maatschappelijk meer vrijheden genieten, ervaren dankzij de fiets ook mobiele vrijheid. De lange rokken die eind negentiende eeuw mode zijn, raken verstrengeld tussen de wielen van de fiets. Al snel worden enkele ‘gesplitste’ kledingstukken ontwikkeld die tijdens het fietsen kunnen worden gedragen. Zoals dit fietspak met losvallende bloomer. De ‘pofbroeken’, die rond 1850 voor het eerste verschijnen in het straatbeeld, ontlenen hun naam aan de eminente Amerikaanse suffragette Amelia Jenks Bloomer. Bloomer droeg de broek onder een knielange rok. Tegen het einde van de negentiende eeuw is de sportieve dame geen uitzondering meer en duiken de broeken steeds vaker op in het straatbeeld, maar net zoals in 1850 worden ze eind negentiende eeuw bespot in de pers en vindt de Kerk een broek voor de vrouw behoorlijk problematisch. De bloomer speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling naar meer comfortabele en aangepaste kledij, maar wordt als kledingstuk geen bijzonder groot succes. Het fietspak wordt afgewerkt met een hoedje, vaak een rieten matelot, kleurrijke gestreepte kniekousen en laarsjes met veters of knopen.