Tot 1940-1950 werden deze oorringen uitgevoerd in legeringen van goud en zilver. Bij hoge uitzondering vervaardigde men geheel gouden exemplaren. Hiervoor werden gouden dukaten of sovereigns omgesmolten. Zilver verkreeg men door Hollandse munten, dubbeltjes, kwartjes, guldens en rijksdaalders om te smelten. De sieraden werden niet gesmeed, maar gegoten. Eerst werd een model van bijenwas gemodelleerd. Om dit model bracht men een hittebestendige mal van klei (of gips) aan. De mal werd verhit, zodat het wasmodel smolt en een holte overbleef. Deze holte goot men vol met vloeibaar metaal. Na afkoeling werd de mal gebroken en kwam het sieraad als een exacte kopie van het geboetseerde model tevoorschijn.
Aanvullingen