Drie hoeden. Een ronde hoed van zwart laken met middelhoge bol en rand, afgezet met metaaldraadgalon. Rondom de bol ligt een roze lint met strik en broche en een grote witte veer. Deze hoed hoort bij de cellist (a). Een grote hoed van zwart laken met hoge bol en brede flaprand die aan twee zijden is opgeklapt en vastgezet met een X-vormige speld. Om de bol ligt een band met strik met kwasten van metaaldraadgalom. Deze hoed hoort bij de violist (b). Een hoed van zwart laken met middelhoge bol en rand. Rondom de bol ligt een zwart zijden lint met dubbele strik (c).
Aanvullingen