Bij veel streekdrachten hoorden zelfgebreide kousen van zwarte sajet. Van jongs af aan moesten meisjes, zodra ze uit school kwamen, een aantal pennen breien. Het hele gezin moest voorzien worden en kousen slijten snel. Er was dus altijd werk aan de winkel. Als het mooi weer was, gingen de kinderen met hun breiwerkje naar buiten. Ze vormden een dankbaar onderwerp voor schilders en fotografen. Deze meisjes uit Spakenburg droegen de 'pluummuts' en de 'lieffessjulk', het blauwe schort met het lijfje van geruit katoen. Deze droegen de meisjes als ze tussen de vijf en twaalf jaar oud waren.
Aanvullingen