Zoeaven en hun uniform
Artikel

Zoeaven van de Paus
Voor het begrip ‘Zoeaaf’ reizen we af naar het jaar 1860, toen de Kerkelijke Staat werd aangevallen door Victor Emanuel II (koning van Italië) en zijn bondgenoot Giuseppe Garibaldi (anti-clericaal liberaal-nationalist). Paus Pius IX, hoofd van de Kerkelijke of Pauselijke Staat, riep wereldwijd katholieke vrijwilligers op om zijn staat te verdedigen. Na goedkeuring werden de aangemelde mannen opgenomen in het opgerichte regiment ‘Zuavi Pontifici’ (‘Zoeaven van de Paus’).
Avontuur
Voor de gemiddelde katholieke plattelandsjongen was het in die tijd een buitenkans: een avontuur naar een ver land om in een mooi uniform de Paus te beschermen en voor de kerk te vechten. Vaak waren deze jongens en mannen niet veel verder dan in een straal van twee kilometer van hun huis gekomen. Deze baan in het buitenland moet een ongelofelijk avontuur voor hen geweest zijn. Natuurlijk kwam niet iedereen in aanmerking. Conform de circulaire met informatie voor aspirant-zoeaven, 1860-1870, van het Wervings Comité in Brussel, moest de kandidaat ongehuwd of kinderloos weduwnaar zijn, bij voorkeur tussen 18 tot 40 jaar, tenminste 1,57 meter en dienstplichtvrij. Verder was een paspoort nodig, een aanbevelingsbrief van de plaatselijke pastoor, een bewijs van inschrijving in het gemeentelijke bevolkingsregister en een medisch keuringsbewijs.
Van Breda naar Rome
Ook in Breda waren er jongemannen die zich aansloten bij de zoeaven, zoals Cornelis Mermans en de broers Christiaan en Jacobus Oomen. Na toestemming van hun lokale pastoor reisden ze door naar een van de aanmeldpunten in de buurt en vervolgens naar een verzamelpunt zoals dat in Oudenbosch. Daar moesten de geloofsbrieven worden overhandigd en van hieruit gingen ze verder naar Brussel voor een keuring. Ze kregen er een nummer en vertrokken vervolgens via Parijs naar Marseille en daarna Rome. Daar wachtte een nieuwe keuring, waar ze na goedkeuringwerden ingeschreven en voor een contractperiode van twee jaar werden opgenomen in het bataljon.


Uniform
Ze kregen hun uitrusting, waar hun personeelsnummer in gestempeld werd, en na een training mochten ze aan de werkzaamheden beginnen. De mannen werden voorzien van een wapen, een bajonet en een voorladergeweer en vanaf 1867 een modernere versie, een achterlader. Het uniform werd hun eigendom waar ze heel trots op waren. Velen lieten dan ook een portretfoto maken bij een fotostudio Rome. Het uniform was ontworpen door commandant Louis de Becdeliévre, die schreef ‘Het hield het midden tusschen de uniform van de Zoeaven van Afrika en die van den Franschen infanterist’. Hij ondervond wel enige weerstand om zijn ontwerp uitgevoerd te krijgen bij het Pauselijk Ministerie van Oorlogszaken. Men begreep de voordelen niet van de gedekte en grijze camouflage-kleur van dit voor die tijd al heel moderne uniform. De Becdeliévre vroeg vervolgens om een persoonlijke audiëntie bij Pius IX. Deze bleek onmiddellijk gewonnen voor het nieuwe tenue en prees er de losheid en ongedwongenheid van. Kort daarna werd door het Pauselijk Ministerie het Zoeaven-uniform aan de ‘Tirailleurs franco belges’ voorgeschreven. Sindsdien werden de dragers ervan in de volksmond Zoeaven genoemd.

Indrukwekkende uitrusting
Het uniform was sierlijk, vlot en praktisch. Het bestond uit een vest, kort jasje en wijde broek van grijsblauw laken, en was met veel dofrode tressen en chevrons afgezet. Een klein pauselijk wapen van verguld koper aan een galant kettinkje sierde de rechterborst. De liefst enigszins schuin op het hoofd gedragen grijze kepi, met een kleine jachthoorn georneerd, herinnerde nog aan het uniform van de Franse Jagers. In plaats van de kepi werd ook wel een hoge kolbak gedragen en later ook een rode muts van Arabisch model. Beenwindsels of witte slobkousen omsloten deels de lage bergschoenen. Een brede, rode ceintuur om de middel voltooide het Zoeaven-uniform.

De kenmerkende wollen pofbroek zou niet hebben misstaan in een clip van MC Hammer. De buikband was van een zachtere soort en kon dankzij zijn afmetingen de buik goed warm houden. Dit zou een positieve invloed hebben op de gesteldheid en gezondheid van de Zoeaven. Hoewel deze uitrusting in onze ogen zwaar en log oogt, was ze zeer praktisch op een paar puntjes na: de schoenen hadden dunne zolen en waren niet geschikt voor intensief gebruik op de Italiaanse aarde en door het ontbreken van nekbescherming zorgde de zon voor ongemak.

Het onderkomen van de Zouaaf was divers. In Rome was het een oud klooster of kazerne. Ze overnachtten op hooizolders op hun jacht naar struikrovers en tijdens de zomeroefeningen verbleven ze in een eenvoudig tentenkamp. De dagen waren gevuld met marsen lopen, jagen op struikrovers, oefeningen, patrouilleren, en natuurlijk diverse kerken en kloosters bezoeken. Het kloosterbezoek blijkt uit de brieven die Jacobus Oomen (1843-1910) naar het thuisfront stuurt.

Herinneringen aan de Zoeaven
Uiteindelijk moest het pauselijke leger zich op 20 september 1870 gewonnen geven, waardoor de eenwording van Italië volledig werd. Het was een niet te winnen strijd gebleken.
Een Nederlands damescomité nam het initiatief om de Zoeaven als herinnering aan de overwinning bij Mentana een vaandel te schenken. Zij zamelden geld in en gaven architect Pierre Cuypers opdracht er een ontwerp voor te maken. Het is tegenwoordig te zien in het Zouavenmuseum in Oudenbosch. Oudenbosch is met haar basiliek van de H.H. Agatha en Barbara (een nabootsing van de grote Sint-Pietersbasiliek te Rome) en het museum vormt een blijvende herinnering aan het bestaan van de Zoeaven. In de jaren van het ‘Rijke Roomsche Leven’ in de eerste helft van de 20e eeuw zouden veel oud-strijders, gekleed in een Zoeaven-uniform, hoogmissen en processies blijven bezoeken. De laatste Nederlandse Zoeaaf Petrus Meatheus Verbeek overleed op 95 jarige leeftijd, kort na de Tweede Wereldoorlog.

Hedendaagse inspiratie
Dat dit uniform nog steeds inspiratie bied, bleek toen Leanne van Deurzen (Coup de Théâtre) voor een opdracht tot het ontwerpen van een nieuw theaterkostuum in het depot van het Stedelijk Museum Breda was. Uit alle objecten die te zien zouden zijn in Gedragen Verhalen spraken het uniform en het jasje het meest tot haar verbeelding, gecombineerd met een wandelkostuum resulteerde dat in het Zoeavisch Wandelkostuum, dat als hedendaagse interventie schitterde in de tentoonstelling.

Bronnen
- Circulaire bevattende informatie voor aspirant-zouaven [..], 1860-1870, uitgegeven door het Wervings Comité in Brussel, 04481, Collectie Zouavenmuseum.
- God wil het! - de zoeaven · Tijdschrift voor Religie, Recht en Beleid · BJu Tijdschriften
- Lezing Jos Engelen 'Zoeaven uit Nederlands Limburg' (youtube.com)
- Gedenkboek der Pauselijke zouaven door A. Nuyens, 1892
- Br. Christofoor: Uit het epos der 3000, 1947, collectie zouavenmuseum.
- Genealogische bronnen (breda.nl)
- Huwelijksregister 1872, Archief van de ambtenaar Burgerlijke Stand Ginneken en Bavel, aktenummer 12 Gemeente: Ginneken en Bavel, Periode: 1872
- Zoeavisch Wandelkostuum, Stedelijk museum / Diverse projecten | Coupe de Theatre
Aanvullingen