Staat van Mode 2025: een verhaal van schoonheid en lelijkheid
Artikel
Een verhaal van schoonheid en lelijkheid
Door Branko Popović
Stel je voor: je bent op vakantie op een eiland en zoekt het mooiste baaitje om te zwemmen, zo een die je op Instagram voorbij ziet komen. In Kroatië is dat niet zo moeilijk. Met 1244 eilanden en wat online vooronderzoek vind je hele bijzondere plekken.
Ik was deze zomer in Kroatië, een van de republieken van de voormalige Joegoslavië waar ik geboren ben. Sinds een aantal jaar ben ik er iedere zomer omdat we ons verwoeste huis aan het opknappen zijn. Een traumatische oorlogservaring maakt deels plaats voor het privilege om ook een huis te hebben in Kroatië, vlakbij de Adriatische zee.
Samen met mijn partner maakte ik lokale uitstapjes naar de eilanden. Dit jaar wilden we naar Korcula, waar Marco Polo vandaan zou komen en waar een deel van mijn familie eventueel van af zou stammen. Rondrijdend over het eiland zochten we namiddagse verkoeling in de kristalheldere zee. Daar stonden we dan, met open monden vol 'wow’s' voor de perfecte baai.
Ik ergerde me wel aan een paar bootjes waar harde muziek en gezang vandaan kaatste, maar dacht: niet zeuren Branko. Wat een privilege om anno 2025, in vrede en goede gezondheid in zo'n paradijselijke plek te mogen zijn.
Op het bootje waar de muziek vandaan kwam was er een groep mannen aan het zuipen en hard aan het zingen. Op een gegeven moment hoorde ik het beter. Zij zongen liederen van de Ustaša, de nationalistische en antisemitische organisatie, op fascistische leest geschoeid. De ustašabeweging vermoordde naar schatting 700.000 mensen in hun concentratiekampen. Deze mannen zongen onder andere een lied waarin het Jasenovac concentratiekamp werd gevierd. Ze voeren weg, maar kwamen helaas terug – nog dronkener, vulgairder. Ze kunnen overal met hun bootje zijn, maar natuurlijk willen zij ook bij de mooiste baai hun macht vertonen, hun mannelijkheid manifesteren, en fascisme laten zien aan de mensen van verschillende etniciteiten, gezinnen, kinderen en in ieder geval, ook twee queers...
Fascisme live voor je ogen. Nog nooit zo helder gezien. Ik kreeg de neiging om stenen naar ze te gooien, iets te roepen, maar dat willen ze natuurlijk ook.
Schoonheid en lelijkheid in een beeld gevangen. Het is maar hoe je ernaar kijkt en vanuit welk perspectief. In dat moment gingen veel gedachten door mijn hoofd. Ik was me in die paar uur dat ik daar was bewust van zowel mijn privilege als mijn onmacht. Van goed en kwaad, van binariteit en cis-dominantie, en vooral de giftige mannelijkheid.
Vuur en hoop
Een verhaal dat veel indruk op me maakte, deelde mijn tante met mij toen ik mode ging studeren. Zij zat tijdens de oorlog in Sarajevo, tijdens de langste omsingeling in de moderne wereldgeschiedenis – 1425 dagen. Samen met haar beste vriendin zat ze vast in een appartement. Zonder elektriciteit, in de bittere kou, waren ze genoodzaakt hun inboedel langzaam te verbranden om te overleven. Via via kwamen ze in contact met een journalist die verhalen verzamelde van inwoners uit de stad. Dat bleek uiteindelijk hun ontsnapping, omdat ze daarmee een perskaart konden krijgen.
In haar korte verhaal Vuur beschrijft ze het proces: eerst de meubels en alles van hout, zelfs de vloer, daarna kleding. Uiteindelijk restte er nauwelijks meer iets, behalve de moeilijke keuze om boeken te verbranden – pijnlijk, maar ze deden het toch. Wat ze níét verbrandden, waren een paar modebladen van vóór de oorlog, omdat die het meest de nostalgie opriepen van hoe ze eruit hadden gezien als jonge studenten in de bloei van hun leven.
Heel vaak, zeker omdat er steeds opnieuw oorlogen zijn, denk ik hieraan. Vooral wanneer ik me moedeloos voel over de wereld en de rol van mode daarin – hoe mode zelfs in de donkerste momenten een gevoel van troost en menselijkheid kan bieden. Juist daarom is het zo wrang wanneer mode uitbuit, tot geweld oproept of wordt gebruikt om voor te schrijven hoe we ons moeten kleden en gedragen.
Deze verhalen – van fascistische liederen in paradijselijke baaien tot modebladen die warmte geven in de kou – laten zien dat mode nooit neutraal is. Het kan zowel wapen zijn als troost, zowel onderdrukking als bevrijding.
De wereld in beweging
Die confrontatie in Kroatië staat niet op zichzelf. Ik kan helaas nog een aantal recente voorbeelden noemen uit Kroatië. De opkomst van fascisme zien we overal. Kijk maar wie mensen kiezen als volksvertegenwoordigers. Democratisch populisme, degradatie van beschaving, racisme, normalisering van haatzaaierij, mensenrechten die aan de lopende band worden geschonden… en we kijken toe. Het is bijna onwerkelijk om uit te spreken.
Misschien omdat ik zelf een oorlog heb meegemaakt dat ik me extra zorgen maak, maar de normalisering van vele kwaden stelt me niet gerust. In veel landen is er al sprake van een oorlogseconomie. Een extreemrechtse agenda zal echt niet staan springen op uitgesproken modeontwerpers die zich inzetten voor gendergelijkheid of zelfs klimaatverandering.
De staat van mode kunnen we niet los zien van deze nationale en geopolitieke ontwikkelingen. Ook in Nederland zien we de opkomst van extreemrechts, fascisme en toenemende polarisatie. Met het huidige politieke klimaat en de aanstaande verkiezingen lijkt er voorlopig geen stabiliteit te komen en de polarisatie niet afnemen. Een deel van de bevolking zal er geen last van hebben, want zo verdeeld lijken de waarden en normen.
Ik maak me zorgen om de modesector – in de eerste plaats het culturele discours, de context die ik het beste ken en die het meest afhankelijk is van de overheid.
Mode in de marge
Het is dankzij de overheid en het cultuurbeleid dat experiment en samenwerking kan floreren. Onze collega's in het buitenland kijken vaak met verbazing naar wat wij in Nederland kunnen en mogen doen met steun van de overheid.
Vorig jaar heeft mijn organisatie, FASHIONCLASH, een performance modeavond georganiseerd in een nog ingewijde katholieke kerk. Het was een ruimte met een gemêleerde groep mensen uit binnen en buitenland, een ruimte vol queers, veel onverwachte verbindingen en vermenging van bubbels. Deze avond vond plaats slechts enkele weken na de Macabi-rellen in Amsterdam, en gaf hoop dat juist die katholieke plek even een safe space kon zijn voor naastenliefde.
Later hoorden we wel dat er brieven zijn gestuurd naar de bisschop omdat we de kerk zouden hebben ontheiligd. Er ontstond een gepassioneerd debat tussen conservatieve en gematigde leden van de katholieke gemeenschap. Dat was precies de kern van de clash die we willen en moeten opzoeken – mode echt plaatsen in de maatschappelijke context. "There is a crack in everything, that's how the light gets in".
Maar als we kijken naar de verdeling van het cultuurbudget, dan bevindt mode zich in de marginaliteit. Er gaat maar een klein deel van de rijksbegroting naar vormgeving, waarvan nog een kleiner aandeel naar mode-organisaties. Het totaal aantal structureel gefinancierde instellingen is zeer klein, wat betekent dat de infrastructuur om mode te ontwikkelen, bevragen, vieren en te onderzoeken marginaal is.
Neem Limburg als voorbeeld: in de hele provincie zijn slechts twee instellingen gericht op vormgeving die structurele subsidie ontvangen – en beide zijn inmiddels gehalveerd in budget. In sommige provincies zijn er zelfs helemaal geen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat jonge makers en talentvolle ontwerpers naar de overvolle Randstad trekken.
Het krimpende budget vergroot de concurrentie. Uiteindelijk is elke instelling bezig om eerst zelf te overleven, en dat gaat ten koste van de ruimte om te investeren in experiment, in nieuw talent, in de diversiteit van het aanbod, in educatie en in publieksbereik. Juist die ruimte is nodig om een bloeiende en veelzijdige modesector te behouden – ook buiten de Randstad, waar de verhalen, het talent en de gemeenschappen minstens zo waardevol zijn.
Een sector in beweging
Gelukkig is er veel veranderd binnen de sector. Modepresentaties zijn inclusiever, het publiek is meer divers, er wordt meer samengewerkt en duurzaamheid lijkt de norm aan het worden. Vanuit verschillende invalshoeken zijn er allerlei initiatieven die zich inzetten voor bewustwording, meerstemmigheid, upcycling, materiaalontwikkeling, digitalisering, lokale productie, educatie en wetgeving.
De huidige generatie modebeoefenaars benadert mode als een missie. Ze verkennen de grenzen van hun discipline en bevragen maatschappelijke systemen, waarbij ze experimenteren met de multimediale taal van mode: van kleding en materiaalonderzoek tot fotografie, film en co-creatie. In een periode waarin waarden en systemen steeds meer onder druk staan, zien we makers die mode inzetten om urgente vragen te stellen over duurzaamheid, raciale en gendergelijkheid, en de rol van mode in een pluriforme samenleving. Hun werk laat zien dat mode veel verder gaat dan kleding: het is een spiegel van onze tijd, een oefening in zelfverwezenlijking en een arena waarin ethiek en esthetiek voortdurend botsen.
Kunnen we als modesector werkelijk komen tot substantiële samenwerking?
Ik geloof van wel. Sterker nog, ik ben voorzichtig optimistisch. De afgelopen jaren heb ik ervaren dat er een steeds grotere bereidwilligheid en oprechtheid is om samen te werken. Er lijkt een groeiend besef dat we alleen door verbinding en collectieve daadkracht vooruit kunnen.
Neem als voorbeeld Culture.Fashion, het waardengedreven netwerk dat organisaties uit heel Nederland samenbracht. Of Taskforce Fashion, een samenwerking tussen een aantal Nederlandse modeplatforms gericht op ontwerpend onderzoek en verantwoordelijke modepraktijkontwikkeling. Op Europees niveau zien we de European Fashion Alliance, waarin Nederland wordt vertegenwoordigd door State of Fashion en FASHIONCLASH.
Er zijn talloze spraakmakende samenwerkingen en makers zoals Maison the Faux en Lisa Konno die experimenteren met cross-overs tussen mode en film en podiumkunsten, collectieven als Das Leben am Haverkamp in Den Haag die grenzen verkennen tussen mode en beeldende kunst. En Nederlandse ontwerpers zoals Duran Lantink en Iris van Herpen die internationaal hun sporen nalaten.
Ook nationaal zijn er talloze inspirerende samenwerkingen en initiatieven die laten zien hoe rijk ons veld is. Denk aan deze viering van tien jaar Modemuze – het online platform waar Nederlandse en Vlaamse musea hun mode-, kostuum- en sieradencollecties delen en zo toegankelijk maken voor publiek, onderzoekers en makers. Voorbeeldstellend voor hoe kennis en erfgoed gedeeld kunnen worden. Of aan State of Fashion, dat inmiddels een wederom plek heeft in de BIS en samenwerkingen aangaat met partners uit het mondiale zuiden.
Daarnaast zijn er initiatieven die diep in de specifieke materie duiken: New Order of Fashion, Crafts Council, Waag textiel lab in Amsterdam, Fashion in Flux in Rotterdam, OSCAM, ByBorre, RCDF, Studio Palha, Warehouse, TextielLab in Tilburg, de Linen project, Joline Jolink die in Overijssel een boerderij ombouwt tot een Fashion Farm, Enschede Textielstad waar met natuurlijke en lokale garens stoffen voor de mode- en interieurindustrie worden geproduceerd. Onlangs opende de Textiel Innovatie Maastricht haar deuren en in het centrum van de kleine Geleen is er zomaar een grote fysieke duurzaamheidshub – en de lijst gaat nog veel verder.
Voor een relatief klein land hebben we een verbazingwekkend rijk landschap aan initiatieven, samenwerkingen en talenten. Een landschap om trots op te zijn. Een landschap dat dreigt te moeten graaien in dezelfde krimpende potjes.
Maar, als we willen dat het gehele land gelijkwaardig emancipeert, dan moeten we voorbij onze eigen regio's en bubbels kijken. Soms betekent dat nieuwsgierig zijn naar elkaars werk, elkaar opzoeken, en de trein nemen naar Enschede of Den Haag. Neem even FASHIONCLASH Festival als voorbeeld, in november vindt de 17e editie plaats. Er zijn heel veel collega’s in onze sector die nog nooit gekomen zijn.
Ik herinner me de eerste edities van FASHIONCLASH Festival, waar we werden bekeken met een zeker regionalisme vanuit de Randstad. We werden zelfs uitgelachen omdat we een front-row hadden waar iedereen welkom was, omdat we bejaarden op de catwalk lieten zien. Media geeft nog steeds prioriteit aan bepaalde stemmen – ik zal niet in detail gaan over de reacties die we soms krijgen op onze uitnodigingen. Maar juist in die diversiteit van plekken waar mode zich kan manifesteren en diversiteit van benaderingen ligt onze kracht, de kracht van het Nederlandse modediscours. Want als we kijken naar kansengelijkheid – idealiter willen we toch allemaal dat alle kinderen toegang hebben tot een divers aanbod van cultuurbeoefening en verkenning.
Deze zomer was er op de A10 een geweldige mode-happening in Amsterdam – een grote runway met veelbelovend Nederlands modetalent, zomaar voor iedereen toegankelijk. Iedereen front-row.
Het toont hoe ideeën over inclusiviteit en toegankelijkheid kunnen reizen en vorm krijgen. Er zijn in de wereld voortdurend veranderende posities van privilege en macht. Iets wat volgens de norm, wat dat ook moge zijn, not done was in de mode, kan zomaar de mode worden. Fricties zullen er altijd zijn, en dat kan een spannend speelveld zijn dat de kunst drijft.
Maar een streven naar gelijkwaardige kansen om het speelveld überhaupt te kunnen betreden, is in ieder geval iets waar ik me voor wil blijven inzetten.
Een nieuwe generatie
Voor de zomervakantie heb ik bijna alle afstudeershows in Nederland gezien, althans van de HBO-opleidingen. Wat opvalt is de krachtige manier waarop deze generatie mode gebruikt als medium voor diepgaande persoonlijke en maatschappelijke verkenning.
Deze nieuwe generatie ontwerpers ziet mode niet meer als decoratie, maar als een levend archief van trauma, heling, verzet en verbinding.
Herinnering en trauma vormen een rode draad: Bobby Beltz transformeert rouw om zijn vader in een draagbaar archief en Zhenyi Zhou verwerkt jaren van persoonlijke en collectieve pijn via de mythische Gu Witch. Tegelijkertijd zien we postkoloniale en migratieverhalen – Chiara Manusama navigeert tussen militair erfgoed en Molukse cultuur en Karolina Wójtowicz gebruikt extreme vormen om displacement uit te drukken.
Lichaam en identiteit worden politiek onderzocht: Eve Wientjens vergelijkt poppen met trans-identiteit, Julia de Beer tackelt vrouwelijke objectificatie via speelgoed en Dante Romee Tieleman onderzoekt de dehumanisering van het moederlichaam. Daarnaast zien we een fascinerende omgang met tijd en imperfectie: Dorka Szabo viert de natuurlijke verouderingsprocessen. Door stoftechnieken zoals natuurlijk verven en bewust verval, gecombineerd met traditionele kleermakerij, creëert ze kledingstukken die de sporen van tijd dragen. Haar geloof dat schoonheid ligt in transformatie en imperfectie toont hoe littekens en scheuren ons authentiek menselijk maken.
Daarnaast is er een sterke focus op craft en duurzaamheid : Tijn Roozen pleit voor naaien als bewuste daad, Larissa de Jager nodigt publiek uit om fysiek betrokken te raken bij kleding door haar installatie Redress Is Rising, waarbij ze ons vraagt na te denken over belichaming en consumptie. Jamie Lugtenberg vertelt in 'ALOHA Wijk aan Zee' het verhaal van zijn jeugd aan het strand, maar stelt tegelijk vragen over onze relatie met de zee. Hij verzamelt afval en gebruikt het in zijn werk – door de zee gebleekt denim, vernietigde vlaggen, plastic, oude wetsuits.
Het is geweldig dat er tijdens de fashion week wederom een editie is van De Lichting en dat een multi-talent als Ulkuhan Akgül met zijn project 'Etnisch Profiteren' deze week op de fashion week met een eigen show debuteert – een project die kritisch kijkt naar culturele toe-eigening en diversiteitsbeleid. Vanavond is er een happening van The Patchwork Family, een wervelende samensmelting van couture, protest, rave en queer clubcultuur, waarin meer dan 80 artiesten en 60+ looks samenkomen.
En dan is er 'Mensen Dragen Mensen' – een recent participatieproject van FASHIONCLASH i.s.m. met o.a., theatermaker Noah Janssen en Toneelacademie Maastricht, dat toont hoe mode een sociale praktijk kan zijn die daadwerkelijk verbindt en ondersteunt. Het was een performance waarbij mensen elkaar letterlijk droegen, ondersteunden, opzochten. Simpele handelingen die in hun eenvoud zo krachtig waren – zoals elkaars hand vasthouden, je hoofd laten rusten op iemands schouder, het helpen met het dragen een kledingstuk, het samen bewegen door de openbare ruimte.
In een tijd waarin polarisatie en verdeeldheid lijken te domineren, was dit een stil protest tegen isolatie en individualisme. Geen manifesten, maar gewoon mensen die zorgden voor elkaar. Mode werd hier bruggenbouwer – letterlijk en figuurlijk. Het liet zien dat kleding niet alleen draait om hoe we eruitzien, maar om hoe we met elkaar omgaan. Hier wordt mode niet alleen object maar relatie, niet alleen esthetiek maar zorg, niet alleen consumptie maar gemeenschap.
De mondiale context
Tegelijkertijd kunnen we de Nederlandse modesector niet los zien van wat er wereldwijd gebeurt. Ondanks alle positieve inspanningen tonen de cijfers een andere werkelijkheid.
In een artikel in de Volkskrant stond deze kop: 'Wereldwijd is de kledingproductie verdubbeld'. Kleding wordt nu gemiddeld 36 procent minder vaak gedragen voordat het wordt afgedankt. Zara produceert dagelijks meer dan 450 miljoen kledingstukken. De kledingconsumptie zal in 2030 naar schatting met 63 procent zijn gestegen tot 102 miljoen ton – ongeveer 500 miljard T-shirts. Ik word er duizelig van.
De industrie staat voor turbulentie door hoge inflatie, wat consumenten prijsgevoeliger maakt en een prooi voor Ultra-fast fashion. De werkomstandigheden van veel kledingarbeiders zijn niet verbeterd en werknemers verdienen veel te weinig om rond te komen. Aan de ene kant is het een sector die verbeelding, dromen en zelfexpressie mogelijk maakt, een intieme kunstvorm die letterlijk ons lichaam bekleedt en identiteiten vormgeeft. Aan de andere kant een industrie die de meest succesvolle uitwas van het kapitalisme is: gebouwd op exploitatie van mens en natuur, gedreven door de belofte van vernieuwing en begeerte die vaak ten koste gaat van anderen.
De verandering kunnen we niet realiseren met dystopische verhalen alleen. We hebben als mensen verbeelding nodig om op een of andere manier invoelbaar te maken en te ervaren wat wel mogelijk is.
De rol van media en kritiek
Waar in Nederland wel een uitdaging ligt, is het ontbreken van substantiële designkritiek. Journalistiek staat al onder druk, en er zijn nauwelijks platforms die zich bezighouden met modekritiek en beschouwing. Binnen de kunst- en cultuurhiërarchie bungelt mode nog steeds onderaan. De aandacht die er wél is, lijkt bovendien eenzijdig: vaak gericht op dezelfde namen, dezelfde stemmen en dezelfde regio’s. In talkshows schuiven keer op keer dezelfde gezichten aan, alsof de rest van het land en de talloze initiatieven daarbuiten niet bestaan.
Dat is zonde, want de kracht van de Nederlandse modesector zit juist in de diversiteit en de verspreiding over het hele land. Soms lijkt het alsof we vastzitten in een Randstad-bubbel, terwijl er in Tilburg, Arnhem, Enschede en vele andere plekken ook makers en platforms opereren die de grenzen van mode vernieuwend bevragen. Als we werkelijk willen dat de modesector verandert en consumentisme wordt aangepakt, dan is het tijd dat de media meer ruimte maakt voor radicale verbeelding, non-conformistische pogingen en verhalen van buiten het vertrouwde centrum.
Een kritisch, onafhankelijk medium voor mode – vergelijkbaar met Theaterkrant of Metropolis M – zou een enorme meerwaarde zijn. Tegelijkertijd moet er structureel meer geïnvesteerd worden in designkritiek, schrijftalent en onafhankelijke modemedia.
Zoals Bell Hooks in Alles over liefde schrijft, heeft media een niet te onderschatten rol in onze beeldvorming. De massamedia houden vast aan een ethiek van overheersing en geweld omdat onze beeldmakers meer kennis hebben van die realiteit dan van de realiteit van de liefde. We weten allemaal hoe geweld eruitziet, maar wat als we die verbeelding zouden gebruiken om liefde en hoop zichtbaar te maken?
Daarom is er meer dan ooit behoefte aan onafhankelijke media, kritische stemmen en beeldmakers die voorbij de gebaande paden kijken, voorbij de Randstad, voorbij de vaste namen – en die laten zien hoe veelzijdig, radicaal en hoopvol de staat van mode in Nederland werkelijk kan zijn.
Pleidooi: Een plurivers modesysteem
Daarom pleit ik voor een duurzaam en substantieel cultuurbeleid dat kunstenaars en ontwerpers ondersteunt in het ontwikkelen van een kritische en autonome visie. Juist in deze tijd van klimaatverandering, polarisatie en oorlogsdreiging kan mode een verzachtend tegengif zijn.
Vrijheid van artistieke, culturele en genderexpressie zou het exportproduct van Nederland moeten zijn. Als het aan mij ligt zou er meer moeten worden geïnvesteerd in autonome kunst, waar mode een volwaardig onderdeel van hoort te zijn.
Naar een nieuwe verbeelding
Die baai in Kroatië – waar fascistische liederen de rust leken te verstoren – blijft een plek van kristalhelder water en zonlicht. De fascisten kunnen het moment bederven, maar de plek zelf, de mogelijkheid tot verwondering en verbinding, verdwijnt niet. Het is aan ons om te kiezen welk verhaal we willen vertellen, welke beelden we willen voeden, welke wereld we willen ontwerpen.
Mode kan ons daarbij helpen – niet als vlucht uit de werkelijkheid, maar als oefening in het verbeelden van een andere werkelijkheid. Een werkelijkheid waarin diversiteit wordt gevierd, waarin duurzaamheid geen luxe is maar een noodzaak, waarin schoonheid niet wordt bepaald door wie het hardst schreeuwt, maar door wie het zorgvuldigst kijkt en luistert.
Wat als we die verbeelding zouden gebruiken om liefde en hoop zichtbaar te maken? Wat als mode niet alleen toont hoe geweld eruitziet, maar ook hoe zorg eruitziet, hoe verbinding eruitziet, hoe een betere wereld eruitziet?
Dat is de staat van mode die ik zie: fragiel en krachtig tegelijk, bedreigd en veelbelovend, een spiegel van onze tijd en een venster op onze toekomst. In die spanning tussen wat is en wat kan zijn, tussen de modebladen die warmte geven in oorlogstijd en de fascistische liederen in paradijselijke baaien, vind ik de reden om door te gaan – om te blijven geloven in de kracht van verbeelding, creativiteit en liefde.
Zie voor de Engelse versie van deze State of Fashion 2025 Branko Popovic Blogspot
Aanvullingen