Overslaan en naar de inhoud gaan Overslaan en naar de footer gaan Overslaan en naar de zoekbalk gaan Overslaan en naar de navigatie gaan

Rosa Genoni: La Prima Donna van de Italiaanse Mode

Artikel

avondjurk Primavera
Donatella Versace, Rosita Missoni en Elsa Schiaparelli: enkele klinkende namen van Italiaanse vrouwen uit de modegeschiedenis. Zij werden echter voor gegaan door Rosa Genoni (1867-1954), een vrouw wiens naam enigszins in de vergetelheid is geraakt, zeker buiten Italië. Deze prima donna van de Italiaanse mode staat aan de bakermat van het idee van ‘Made in Italy’ dat nog altijd staat voor vakmanschap, kwaliteit en exceptioneel design. Daarnaast was ze een overtuigd feminist, socialist en zette zij zich tijdens de Eerste Wereldoorlog in voor vrede. Hoog tijd dus om kennis te maken met deze inspirerende vrouw.

Rosa Genowie?

In 1867 kwam Genoni ter wereld in het Noord-Italiaanse stadje Tirano in een gezin van maar liefst 18 (!) kinderen. Om haar familie financieel te ondersteunen, stopte ze al op tienjarige leeftijd met school om bij een tante die kleermaker was in Milaan in de leer te gaan. Daarnaast ging Genoni naar avondschool, waar ze onder andere Frans leerde. In Milaan kwam ze al op vroege leeftijd in aanraking met het socialisme en de Italiaanse Socialistische Partij. In 1886 reisde ze af naar Parijs om deel te nemen aan een socialistisch congres over arbeidsrechten. Toen ze de mogelijkheid kreeg om bij een Italiaanse kleermaker te werken, besloot ze om in de Franse hoofdstad te blijven. Het stelde haar bovendien in staat om mode en kunst te bestuderen in de talrijke Parijse musea zoals het Louvre en Musée des arts décoratifs.[1] 

Na enkele jaren in het buitenland, waarbij ze naast Parijs ook België en Londen aan deed, keerde Genoni in 1888 terug naar Milaan. Allereerst werkte ze in de winkel Bellotti dat bekend stond om het kleden van jonge kunstenaars. Vervolgens kreeg ze de leiding over het Milanese modehuis Haardt et Fils als première.[2] Dit modehuis was een van de bekendste in Milaan en rekende de meest elegante en rijke vrouwen tot haar clientèle. Haardt et Fils maakte echter geen eigen ontwerpen, het produceerde exclusief patronen van grote Franse couturiers als Jacques Doucet, Jeanne Paquin en Callot Soeurs.[3]

Alleen tijdens de Renaissance was Italië een echte modeleider geweest. Vanaf de tijd van de Zonnekoning zette het Franse hof echter de modes. Aan het einde van de achttiende eeuw kwam daar bovendien de invloed van Engelse kleding bij. Rond 1800 klonk een voorzichtige oproep op voor een sterkere Italiaanse identiteit op modegebied. Het eerste Italiaanse modetijdschrift, de Corriere delle dame, werd vanaf 1804 gepubliceerd in Milaan. Het brein achter deze operatie was Carolina Arienti Lattanzi (1771-1818), een vrouw die opvallende gelijkenissen toont met Genoni als activist voor onder andere vrouwenrechten en het abolitionisme.

In haar tijdschrift draaide het niet alleen om mode, maar ook om politiek, theater en actualiteit. Elke editie bevatte één mode-illustratie die Lattanzi kocht in Frankrijk. Vervolgens werden deze opnieuw gegraveerd in Italië en voorzien van commentaar door Lattanzi. Geregeld maakte zij de Franse mode belachelijk en pleitte ze voor een Italiaanse mode-industrie. Zelf gaf ze in ieder geval het goede voorbeeld. Vanaf 1806 werd haar tijdschrift namelijk een soort catalogus; de kleding van de illustraties was direct te bestellen. Hierbij kon de lezer kiezen voor het Franse origineel, of een goedkopere variant die in Milaan werd geproduceerd.[4]

Gedurende het Unificatie-proces van Italië, dat in de tweede helft van de negentiende eeuw op gang kwam, werd de roep om een Italiaanse stijl wederom luider. Journalist Luigi Cicconi pleitte bijvoorbeeld voor een patriottische, Italiaanse manier van kleden in de Turijnse krant Il Mondo Illustrato in 1848. Niet alleen vanwege politieke redenen, maar vooral ook vanuit economische overwegingen om zo de Italiaanse textielproductie te bevorderen.[5] Het bleef echter bij dergelijke kleine initiatieven, totdat Genoni er een groter project van maakte.

‘Made in Italy’ op de Wereldtentoonstelling in Milaan

Genoni identificeerde twee problemen die het creëren van een autonome Italiaanse stijl bemoeilijkte: het ontbreken aan een professionele mode-opleiding en een historisch bewustzijn wat betreft kunst en cultuur. Om het eerste probleem aan te pakken begon Genoni in 1906 met het lesgeven van modegeschiedenis aan de Scuola della società umanitaria in Milaan.[6] Daarnaast schreef ze veelvuldig over mode en kunst, waarbij haar feminisme ook de kop op stak. Ze pleitte ervoor om mode niet als iets frivools te zien. Het was namelijk bij uitstek een middel voor vrouwen om hun onafhankelijkheid te bewerkstellingen. Niet alleen als vorm van zelfexpressie, maar vooral ook omdat vele vrouwen hun geld verdienden in de mode-industrie. Het stelt vrouwen in staat om iets moois, Genoni noemt het zelfs kunst, te maken terwijl zij bijdragen aan “la richezza nazionale”, de nationale welvaart.[7]  

Het rijke Italiaanse culturele verleden moest hierbij als inspiratie dienen. Alleen Italië kon zich met recht het land van de klassieke kunsten noemen, aldus Genoni. Speciale aandacht schonk ze aan de Renaissance als cultureel hoogtepunt. Bovendien wees zij op de belangrijke rol die vrouwen zoals Isabella d’Este (1474-1539) speelden in deze periode voor de ontwikkeling van de kunsten. Daarnaast beargumenteerde ze dat deze periode voortleefde in de creativiteit van Italiaanse ambachtslieden. Dus met dit nationaal erfgoed als inspiratiebron, zou er naast politieke onafhankelijkheid ook een “Indipidenza Estetica” kunnen komen.[8]

Het bleef echter niet bij schrijven alleen, Genoni voegde ook daad bij het woord. Onafhankelijk van haar werk als première voor Haardt et Fils, deed ze in 1906 mee aan de Wereldtentoonstelling in Milaan. Daar presenteerde zij twaalf modellen, elk geïnspireerd door een Italiaanse meester. Het was de eerste poging om het Italiaanse karakter te vangen in kleding. Genoni geloofde dan ook dat kleding, net als taal, karakteristiek is voor een land.[9] Haar presentatie werd een succes en werd beloond met de eerste prijs. 

Echter ging dit niet zonder slag of stoot. Tijdens de tentoonstelling kreeg Genoni een enorme tegenslag te verduren toen haar ontwerpen werden verwoest door een brand. Zij besloot om alles nogmaals te maken. Le Figaro noemde haar daarom een “courageuse artiste” en prees haar ontwerpen als “merveilles”; een bewijs dat klassieke meesterwerken kunnen dienen als inspiratie voor moderne kleding. Bij dit artikel werd een afbeelding geplaatst, waardoor we een beeld hebben van hoe Genoni’s stand er daadwerkelijk uitzag (afb. 1).

Genoni’s stand
Afbeelding 1. Le Figaro, 21 oktober 1906, p. 16. Foto: Gallica.

Twee kledingstukken van deze tentoonstelling zijn bewaard gebleven in de Museo della Moda e del Costume in het Palazzo Pitti in Florence. Allereerst de avondjurk Primavera (afb. 2), geïnspireerd op het gelijknamige meesterwerk van Sandro Botticelli (1445-1510) (afb. 3) dat zich in het Uffizi bevindt. De geborduurde florale motieven zijn losjes geïnspireerd op de robe met vergelijkbare motieven die de godin van de lente Flora, de derde figuur van rechts, draagt. Het luchtige karakter van de robe vertoont daarentegen meer gelijkenissen met de jurken van de andere figuren in het schilderij.

avondjurk Primavera
Afb. 2. Rosa Genoni, Primavera, 1906, Museo della moda e del costume – Palazzo Pitti, Florence. Foto: Europeana.
Sandro Botticelli, Primavera.
Afb. 3. Sandro Boticelli, Primavera, ca. 1480, tempera op paneel, 207 x 319 cm, Galleria degli Uffizi, Florence.

Daarnaast is er een rijkelijk versierde groene fluwelen avondmantel onder de naam Pisanello (afb. 4), vernoemd naar de kunstenaar en medailleur Antonio di Puccio Pisano (1395-1455) die bekend staat onder de naam Pisanello. In het Louvre zijn zelfs enkele ontwerpen voor brokaat van zijn hand bewaard gebleven (afb. 5). De keuze voor Pisanello is daarmee treffend voor Genoni. Het onderstreept namelijk haar argument dat grote kunstenaars van weleer zich bezighielden met mode en het helemaal niet als frivool zagen.[11] Qua vorm lijkt de mantel bovendien op mantels die in tekeningen van Pisanello voorkomen, tot aan de groene kleur toe die Genoni heeft gekozen voor haar mantel (afb. 6). Een portret van een prinses van de bekende d’Este familie (afb. 7), eveneens in de collectie van het Louvre, vertoont tenslotte vergelijkbare decoratie van gouddraadborduursel en parels. Het zou zomaar kunnen dat Genoni dit portret heeft gezien tijdens haar verblijf in Parijs. Bovendien geeft Genoni in haar artikelen hoog op over de vrouwen uit de d’Este familie en de belangrijke rol die zij speelden in de hoogtijdagen van de Renaissance.[12]

Pisanello
Afb. 4. Rosa Genoni, Pisanello, 1906, Museo della moda e del costume – Palazzo Pitti, Florence. Foto: Europeana.
Pisanello, brokaat
Afb. 5. Pisanello, brokaatmotief, tekening, 31,5 x 57,6 cm, Musée du Louvre, Parijs. ©GrandPalaisRmn.
Mantel Rosa Genoni
Afb. 6. (Atelier van) Pisanello, studies van kostuum, 1430-1439, inkt en aquarel op vellum, 18,3 x 24 cm, Ashmolean Museum, Oxford.
portret van een prinses van de bekende d’Este familie
Afb. 7. Pisanello, Portret van een prinses uit de d’Este familie, 1425-1450, olie op paneel, 43 x 30 cm, Musée du Louvre, Parijs. © 2007 Musée du Louvre, Dist. GrandPalaisRmn / Angèle Dequier.

Hoe Italiaans is 'Made in Italy'?

Nadat de tentoonstelling ten einde liep, bleef Genoni zich inzetten voor een Italiaanse mode. Zo schreef ze in de periode van 1908 tot 1912 veelvuldig in het tijdschrift Vita d’arte: rivista mensile illustrate d’arte antica e moderna om haar ideeën omtrent mode te verspreiden. Haar ideeën werden geïllustreerd aan de hand van voorbeelden, ditmaal echter niet onder haar eigen naam, maar onder het label Haardt et Fils waar ze voor werkte. Zoals de nauwgesloten japon getoond door Signora Maluta (afb. 8). De motieven zijn geïnspireerd op een plafondschildering van Leonardo Da Vinci (1452-1519) in de Sala delle Asse in het Milanese Castello Sforzesco (afb. 9). Het betreft een trompe l’oeil schildering van gebladerte met fruit, zodat de bezoeker zich onder een bladerdek in de buitenlucht waant. De japon vertoont eveneens ineengevlochten bladeren als decoratiemotief. Met dergelijke voorbeelden bleef Genoni hameren op het belang van het Italiaanse erfgoed, wat in de praktijk met name de Renaissance en de Klassieke Oudheid betekende, voor een Italiaanse mode. Zij geloofde bovendien dat de decoratieve kunsten het meest democratisch zijn en verheffend kunnen werken omdat het liefde voor kunst en kennis kan cultiveren.[12] 

Signora Maluta in japon van Rosa Genoni
Afb. 8. Signora Mary Maluta Martelli in jurk met motieven gebaseerd op Leonardo Da Vinci afgebeeld in Rosa Genoni, “Cronache del costume. Nel “Libro d’Oro” della Moda Italiana.” Vita d’arte: rivista mensile illustrate d’arte antica e moderna 6.32 (1910): 79. © Biblioteca Nazionale Braidense.
plafondschildering van Leonardo Da Vinci (1452-1519) in de Sala delle Asse in het Milanese Castello Sforzesco
Afb. 9. Leonardo Da Vinci, plafond van Sala delle Asse, ca. 1498, tempera, Castello Sforzesco, Milaan. Foto: Wikimedia Commons/Hoclab.

Genoni had dus een uitgesproken visie op de Italiaanse mode, maar in hoeverre waren haar ontwerpen in de praktijk daadwerkelijk typisch Italiaans? Qua silhouet evenals decoraties, wat toch vaak florale motieven zijn, lijken ze namelijk niet veel te verschillen van de gangbare Franse mode.[13] Sylvia Huiserga merkte in 1911 ook al op in het katholieke damestijdschrift De Lelie dat haar ontwerpen weinig verschilden van Parijse modellen, al is het volgens haar wel duidelijk dat Genoni sterk geïnspireerd was door klassieke kunst. Dat is volgens Huiserga echter ook niet anders dan bij Parijse ontwerpers, zo schrijft ze:

De groote Doucet zeide haar eens bij een of andere gelegenheid, dat hij de gedachte voor een kleed ontworpen had naar een oud Italiaansch beeld. En terecht dacht Rosa Genoni: “Wat hij kan, is voor mij niet onmogelijk.[14]

Maar wellicht dat Genoni dit zelf helemaal niet zo vreemd vond. Mode is immers een reflectie van de tijd waarin men leeft. In 1909 schreef Genoni al, met wat een vooruitziende blik zou blijken met het zicht op de Eerste Wereldoorlog, dat de samenleving zich toe bewoog naar een maatschappij van overheersing. Dit verklaarde volgens haar waarom er terug gegrepen werd naar mode uit de tijd van de Directoire (1795-1799) die sterk geïnspireerd was op de klassieke oudheid qua lijnen en draperieën.[15] Rond dezelfde tijd als Genoni maakte bijvoorbeeld Mariano Fortuny (1871-1949) furore met zijn iconische geplisseerde Delphos jurk (afb. 10), geliefd bij sterren als danseres Isadora Duncan en actrice Sarah Bernhardt.

Mariano Fortuny, Delphos
Afb. 10. Mariano Fortuny, Delphos, ca. 1911, Museo della moda e del costume – Palazzo Pitti, Florence. Foto: Europeana.

Een ander interessant voorbeeld is Jeanne Margaine-Lacroix (1868-1930), die hoge ogen gooide met haar ontwerpen geïnspireerd op de Griekse Oudheid. In 1889 introduceerde zij de Tanagra jurk, die nauwgesloten rondom het lichaam was gedrapeerd. De naam van de jurk is afkomstig van Griekse terracotta figuren die ‘Tanagra’ worden genoemd (afb. 11), naar het plaatsje waar veel van deze figuren zijn gevonden. Vele van deze beelden waren modieuze vrouwen in draperieën.[16]

Opmerkelijk genoeg introduceerde Genoni in 1908 zelf ook een jurk onder de naam Tanagra op het Nationale Congres van Italiaanse Vrouwen in Rome. De draperieën vielen nauwgesloten langs het lichaam en maakten daarmee gestructureerd ondergoed overbodig. De jurk was op meerdere manieren te dragen en bood bewegingsvrijheid.[17] In datzelfde jaar nog verschijnt de actrice Lydia Borelli (1887-1959) ten tonele in het toneelstuk Matrimonio di Giacomino dat in juni 1908 in première ging in Teatro Olimpia in Milaan in diezelfde jurk, uitgevoerd in het wit (afb. 12). Naar eigen zeggen is dit de eerste poging voor een Italiaanse mode op de planken.[18]

Griekse terracotta figuren
Afb. 11. Tanagra figuur, mid-3e eeuw BCE, terracotta, Metropolitan Museum of Art, New York.
Lydia Borelli
Afb. 12. Lydia Borelli in Tanagra jurk voor het toneelstuk Matrimonio di Giacomo, afgebeeld in Rosa Genoni. “La moda femminile dalle commemorazioni del 59 all’esposizione d’arte di Venezia.” Vita d’arte: rivista mensile illustrate d’arte antica e moderna 4.20 (1909): 381. © Biblioteca Nazionale Braidense.

Een ontwerp van Margaine-Lacroix waaruit eveneens de invloed van de Oudheid blijkt, bevindt zich in het Kunstmuseum (afb. 13); een soepel vallende jurk met kruislings over de borst paillettendecoraties in meandermotief. Een opvallend vergelijkbaar ontwerp wordt getoond door signorina Pirotta in Vita d’arte, met eveneens decoratieve banden kruislings over de borst (afb. 14). Echter is dit ontwerp wel sterker gedrapeerd. 

Margaine-Lacroix
Afb. 13. Jeanne Margaine-Lacroix, avondjapon, 1900-1910, Kunstmuseum Den Haag.
signorina Pirotta in Vita d’arte
Afb. 14. Signorina Pirotta in een ontwerp van Haardt et Fils, afgebeeld in Rosa Genoni, “Cronache del costume. Nel “Libro d’Oro” della Moda Italiana.” Vita d’arte: rivista mensile illustrate d’arte antica e moderna 6.32 (1910): 78. © Biblioteca Nazionale Braidense.

Een bewogen leven buiten de mode

In 1912 schreef Genoni haar laatste artikel in Vita d’arte waarin ze pleitte voor een vreedzaam nationalisme, waarin zij ook een rol ziet weggelegd voor mode. In moeilijke tijden kan schoonheid namelijk dienen als een bron van kracht en nationale trots. In het geval van mode, draagt het bovendien direct bij aan het economische welzijn van een land.[19] Na dit artikel, stortte Genoni zich volledig op haar activisme op het gebied van vrouwenrechten en pacifisme. Zij was onderdeel van een internationale beweging van vrouwen die mensenrechten, specifiek de leefomstandigheden van vrouwen en kinderen, koppelde aan vrede. Deze vrouwen zetten zich in om oorlog te voorkomen en voor vrede te pleiten. Zij zetten zich bewust af tegen de retoriek van “survival of the fittest” dat toen gangbaar was in de politiek.[20]

In 1915 organiseerde Aletta Jacobs (1854-1929) van 28 april tot 1 mei in Den Haag een Internationaal Congres van Vrouwen (afb. 16) met als doel een comité in het leven te roepen met afgevaardigden uit neutrale landen om vredesvoorstellen te ontwerpen en deze in te dienen bij de oorlogvoerende landen. Genoni nam deel aan dit Congres als vertegenwoordiger van Italië. In de kranten werd er enigszins spottend geschreven over het congres. Zo klaagde De Vrije Socialist dat het de vrouwen vooral om algemeen kiesrecht te doen zou zijn, wat volgens de schrijver niets van doen had met vrede. Genoni zelf kreeg ook een sneer mee, waarin het welbekende commentaar dat vrouwen te emotioneel zouden zijn doorklinkt: 

Een Italiaansche dame, mevr. Rosa Genoni, die zoo zielsbedroefd was dat zij op haar knieën den mannen zou willen smeken toch af te laten van dat elkander vernietigen, bedoelde het misschien best, maar neen, dat is niet de beste methode, de vrouwen moeten niet op haar knieën smeken om af te laten van dit misdadig bedrijf, neen, zij moeten eischen, desnoods met gevaar van haar leven om er een einde aan te maken.[21]

Internationaal Congres van Vrouwen
Afb. 15. Internationaal Congres van Vrouwen in Den Haag, 1915. Genoni is de vierde vrouw van rechts. Foto: Wikimedia Commons / The Women's Library collection.

Desalniettemin was Genoni uiteindelijk een van de vijf vrouwen die deze resolutie “waarin aangedrongen wordt om een einde te maken aan het bloedvergieten en om een rechtvaardigen en duurzamen vrede tot stand te brengen” overhandigde aan de verschillende regeringen, te beginnen met de Nederlandse Minister van Staat en van Binnenlandse Zaken Cort van der Linden.[22] Hierna reisde de delegatie nog af naar Engeland, Duitsland, Oostenrijk, Hongarije, Zwitserland, Italië en Frankrijk.[23] 

Na het Congres bleef Genoni zich inzetten voor de goede zaak. Dat was zeker niet zonder gevaar. In Italië was vredespropaganda namelijk ten strengste verboden. Toch liet Genoni zich niet weerhouden en hield zij vele lezingen en verspreidde propaganda. Het kwam haar duur te staan: vanwege haar activiteiten kwam zij onder politie toezicht. “Toch tracht zij voortdurend indirect propaganda voor onze zaak te maken en ontvangen wij, zij het dan ook langs omwegen, steeds berichten van haar”, berichtte het Nederlandsch Comité van Vrouwen voor Duurzamen Vrede in 1917.[24] Na het eind van de Eerste Wereldoorlog, bleef Genoni zich inzetten voor vrede.

Hoewel haar activisme veel tijd opslokte, keerde Genoni de mode niet helemaal de rug toe. Ze bleef namelijk modegeschiedenis onderwijzen tot 1933, toen ze werd gedwongen om te stoppen door de overheid. Ze weigerde immers te zweren aan het fascisme. [25] Als overtuigd pacifist druiste het fascisme in tegen alles waar zij voor stond en actie voor had gevoerd.

De cirkel rond

Haar hele leven zette Genoni zich in voor de goede zaak, of dat nu Italiaanse mode, vrouwenrechten of zelfs wereldvrede betrof. Om te zorgen dat haar nalatenschap zou voortleven, schonk haar dochter Fanny Podreier in 1973 het gehele archief van haar moeder aan het Palazzo Pitti. Dit archief bevatte allerhande documenten gerelateerd aan zowel de werkzaamheden van Genoni als haar man, de advocaat Alfredo Podreier, personalia, maar dus ook de twee eerder genoemde kledingstukken van de tentoonstelling in Milaan.[26] 

In het Palazzo Pitti is dit archief meer dan op zijn plek. Decennia na Genoni pakte ondernemer Giovanni Battista Giorgini (1898-1971) namelijk de handschoen op in de strijd om Italië op de kaart te zetten als modeland. Hij organiseerde in 1951 de eerste Italiaanse modeshow, vooral om internationale inkopers en journalisten te trekken. Om het hen extra gemakkelijk te maken, werden alle ontwerpers in één plek getoond. Vanaf de vierde editie in 1952, vormde de Sala Blanca van de Palazzo Pitti het toneel voor deze shows. Met zijn aanpak oogstte Giorgini veel succes: het Italiaanse modetalent was als een frisse wind en bovendien was de Italiaanse kleding goedkoper.[27] Giorgini maakte dus af waar Genoni mee begonnen was: het promoten van een Italiaanse mode. Daarmee is er geen betere plek voor het archief en werk van de bijzondere Genoni dan het Palazzo Pitti.

 

Noten

[1] Eugenia Paulicelli. Fashion Under Fascism. Beyond the Black Shirt. Oxford: Berg Publishers, 2004. 28-29.

[2] Manuela Soldi. “Una fonte per la storia della moda italiana: l’Archivio Rosa Genoni.” ZoneModa Journal 8.1 (2018). https://zmj.unibo.it/article/view/8218/8205

[3] Sofia Gnoli. The origins of Italian fashion, 1900-1945. London: V&A Publishing, 2014. 15.

[4] Virginia Arabella Hill. “The Origins of Milan as a Capital of Fashion.” History of Italian Fashion (online course V&A Academy, 2025). 

[5] Gnoli (2014): 9-14.

[6] Paulicelli (2004): 29-30.

[7] Rosa Genoni. “Arte e storia del costume: rivendicazioni femminili nella moda.” Vita d’arte: rivista mensile illustrate d’arte antica e moderna 2.11 (1908). 202-203.

[8] Ibid., 205.

[9] Matteo Augello. Curating Italian Fashion. Heritage, Industry, Institutions. Londen: Bloomsbury, 2022. 13.

[10] Genoni (1908): 205.

[11] Ibid., 203.

[12] Rosa Genoni, “Cronache del costume. Nel “Libro d’Oro” della Moda Italiana.” Vita d’arte: rivista mensile illustrate d’arte antica e moderna 6.32 (1910). 76-80.

[13] Lucy Fischer. “The ‘Organic’ Feminine: Art Nouveau and Women’s Fashion, Yesterday and Today.” In Fashion Aesthetics and Ethics. Past and Present. Louise Wallenberg and Andrea Kollnitz (eds). Londen: Bloomsbury, 2023. 146.

[14] Sylvia Huiserga. “Vergeet-mij-nietjes.” De Lelie: maandelijks katholiek dames-tijdschrift voor Noord- en Zuid-Nederland, 2.7, 1 januari 1911.

[15] Rosa Genoni, “Cronache d'Arte: Costume, Dalle mode egizie alle moderne eleganze di una principessa misteriosa”. Vita d’arte: rivista mensile illustrate d’arte antica e moderna 3.13 (1909). 

[16] Department of Greek and Roman Art. “Tanagra Figurines.” In Heilbrunn Timeline of Art History. New York: The Metropolitan Museum of Art, 2000–. http://www.metmuseum.org/toah/hd/tafg/hd_tafg.htm (October 2004).

[17] Christina Trupiano. Fashion, Freedom, and Feminism: The Transcendent Work of Rosa Genoni and Her “Tanagra Dress” Reimagined. Thesis, City University of New York, 2024. 16.

[18] Rosa Genoni. “La moda femminile dalle commemorazioni del 59 all’esposizione d’arte di Venezia.” Vita d’arte: rivista mensile illustrate d’arte antica e moderna 4.20 (1909). 382.

[19] Rosa Genoni. “La moda in tempo di Guerra.” Vita d’arte: rivista mensile illustrate d’arte antica e moderna 9.52 (1912).

[20] Sandi E. Cooper. “Peace As a Human Right: The Invasion of Women into the World of High International Politics.” Journal of Women’s History 14.2 (2002): 13-19.

[21] “Onder de Vrouwen.” De Vrije Socialist, 12 mei 1915.

[22] “De Vrouwendelegatie.” Algemeen Handelsblad, 9 mei 1915.

[23] “De Vredezending der Vrouwen.” Tilburgsche Courant, 10 juli 1915.

[24] Verslag van het nationaal congres van het Nederlandsch Comité van Vrouwen voor Duurzamen Vrede. Den Haag, 28-29 april 1917. 13.

[25] Trupiano (2024): 17.

[26] Soldi (2018).  

[27] Sonnet Stanfill. “Constructing a Modern Italian Fashion System After World War II.” History of Italian Fashion (online course V&A Academy, 2025). 


Auteur

avatar

Fleur Dingen

Kunsthistoricus


Delen


Huidige locatie

  • Europa

Aanvullingen