Jak van Gelderse streekdracht saai? Ik dacht het niet.
Artikel

Een eerste blik
Tonnie van Burgt kreeg de kans om Gelders streekdracht van dichtbij te bekijken. In het Openlucht Museum in Arnhem onderzocht ze een Jak, origineel gedragen door Johanna Velderman uit Almen. Johanna werd in Gorssel geboren op 18 augustus 1859 en overleed op 4 april 1941. Wat op het eerste oog een eenvoudig streekdracht kostuum lijkt, bleek een bijzonder en ingewikkeld jak, vol verrassende details.
Het is een prachtig, donkergroen, glanzend jak, met kleine ingeweven motiefjes. Het is een heel fijne, wollen stof in een ripsbinding, en het ingeweven motiefje is ook aan de binnenkant van de stof te zien. Het bovenstuk van het jak en de mouwen zijn gevoerd met een geruwde katoenen flanel. Het jak heeft een klein kraagje van een rechte strook stof die dubbelgevouwen aangerimpeld is aan de halsbies.

Een spel van plooien
Het lijfje/bovenstuk van het jak is aan de voor- en achterzijde van plooien voorzien. De plooien lopen tot aan de schouderpas. Deze schouderpas is aan de voorkant versierd met passement. Dat is een kant en klaar band geweest dat op de jurk is gezet. Tussen het passement zijn nog opgehaalde ribbels gemaakt. De schouderpas is verder niet voorzien van versiersels.
In het achterpand zijn de plooien onder vastgezet tot aan een dwarsstiksel en daarna boven aan de schouderpas vastgezet. In het voorpand geven de voor een deel vastgezette plooien in het bovenste gedeelte van het bovenlijfje ruimte voor de borsten. De schoot van het jak is ruim aangerimpeld maar dat begint pas vanaf een stukje voor de zijnaad, op de buik is het schoot strak aangezet.

Constructie
De tailleomvang van het jak is 70 cm. Het bovenste, gevoerde gedeelte -40 cm lang - is in een redelijke conditie. Het schoot dat vanaf het middel 64 cm lang is, heeft nogal wat door motten veroorzaakte gaatjes. Voor het schoot is de volledige stofbreedte, plus nog een stuk stof gebruikt. De wijdte van het schoot was standaard: 3 el. De lengte ervan was streekgebonden.¹
Het jak is deels machinaal en deels met de hand gemaakt. Het jak sluit middenvoor met een haak- en oogsluiting en ook de manchetten hebben dezelfde sluiting. Een klein, gerimpeld kraagje siert de halslijn, en in de naden van de schouder en taille is een koordje meegestikt — een techniek die bekend staat als piping.De mouw heeft een duidelijk pofconstructie (kopmouw) die mede ondersteunt wordt door een plooi in de ondermouw, maar het is verder een redelijke slanke mouw. Er is geen etiket in het jak te vinden.
Gelderse mode 1900
Het jak uit Almen, dat rond 1900 in Gelderland in de mode kwam, heeft de kenmerken van het versierde schootjak. De vorm van de mouw en de schouderpas aan het voorpand is met passementen versierd. Beide zijn typische kenmerken van het versierde schootjak. Het kledingstuk laat zien hoe streekdracht zich aanpaste aan de mode van de tijd, zonder de traditionele kenmerken te verliezen.
Bibliografie
- Werkgroep Oostgelderse dracht, 1996, Oostgelderse streekdracht,een tijdsbeeld 1880-1920, Twents-Gelderse Uitgeverij de Bruyn -Oldenzaal. Pg. 10
Aanvullingen