Als kleding zorg wordt
Artikel
Ze had een afkeer van bejaardencentra, verzorgingshuizen en verpleeginstellingen. Aaltje (1926-2021) moest er niet aan denken dat ze daar weggestopt zou worden.
Ze woonde vanaf haar huwelijk in 1944 in haar boerderij in Staphorst en wilde daar tot het einde van haar leven blijven. Vanaf haar geboorte was ze gekleed in Staphorster streekdracht. Iedere dag, 's zomers en ’s winters, zelfs tijdens buitenlandse vakanties. Haar dracht hoorde bij haar, zoals haar dialect en de andere tradities van de Staphorster gemeenschap bij haar hoorden.
Jarenlang maakte Aaltje een groot deel van haar streekgebonden kleding zelf. Toen haar dochters nog jong waren, naaide ze ook hun kleding. Zij hielpen haar op hun beurt toen het naaien op latere leeftijd moeilijker werd. Tot op hoge leeftijd kleedde Aaltje zichzelf en zorgde ze voor haar kleding, af en toe met hulp van haar dochters en schoondochters. Toen ze minder mobiel werd, schakelde haar familie thuiszorg in. Om tegemoet te komen aan haar wens om in dracht te blijven, maar ook de thuiszorgmedewerkers ter wille te zijn, werd Aaltjes kleding door Annekie, een van haar dochters, aangepast. Die kreeg hierbij aanwijzingen van de thuiszorgmedewerkers, die al meer vrouwen in streekdracht hadden verzorgd.
Annekie naaide de voorsluitingen van de borstrokken (jakken) dicht, knipte de rugpanden open en voorzag beide helften van een klittenbandsluiting. Aaltjes rokken werden aan de achterzijde opengemaakt, zodat ze als een soort schort om het middel geslagen konden worden. Wanneer het fris was tijdens wandelingen bood een gebreid vest uitkomst. Dit vest was speciaal voor haar gebreid door een lokale vestenbreister. Het had naast knopen aan de voorzijde een praktische knoopsluiting op de rug.
Voor veel streekdrachtdraagsters is de overgang naar een verpleeginstelling ook het einde van het dragen van streekdracht. Zorgpersoneel heeft geen verstand van alle spelden en strikken en kan niet veel tijd aan individuele cliënten besteden. Soms worden er compromissen gezocht, zoals een kraplap over een zwart T-shirt of een streekdrachtschort over een lange broek. Voor Aaltje was dit een schrikbeeld. Gelukkig heeft ze tot aan haar overlijden in 2021 haar dracht kunnen dragen.
Het Nederlands Openluchtmuseum kreeg van haar kinderen een complete set kleding uit Aaltjes laatste levensfase. Aan de hand van deze specifieke set kan het museum vertellen wat veel drachtdraagsters in Nederland meemaken als ze hulpbehoevend worden. De kleding laat ook zien dat streekdracht geen folklorekostuum is voor speciale gelegenheden, maar een dagelijkse dracht die in bijzondere omstandigheden om specifieke aanpassingen vraagt. En bovenal vertelt de set een verhaal over kleding als onderdeel van iemands identiteit.
Haar kinderen kijken met een goed gevoel terug op de mantelzorgperiode. De aangepaste kleding was een van de oplossingen om moeder tot het laatst toe zichzelf te laten zijn.
Dit blog is eerder gepubliceerd op de website van het Nederlands Openluchtmuseum, als ‘object van de maand’ in mei 2023.
Aanvullingen